vrijdag 25 augustus 2017

Vrijdag 25 augustus: Virginia Beach - Williamston

“ik HAAT zand!”
“Jamaar, ge ziet de zee niet?”
“Goh, dat was ook het stoppen niet waard”
“Dit was een saaie dag, de saaiste van al onze Amerikareizen”

Je zou denken dat het mijn woorden zijn, maar ze komen voor de verandering eens uit de mond van de nochtans immer opgewekte David. Probeer dan nog maar eens een positief verslag van de dag te schrijven ☺.

Toegegeven, ook voor mij was het geen superdag. De muggen en dazen van gisteren bleken gewoon recht door kledij te steken, want ik sta er vol van, en reageer daar zoals gewoonlijk wat heftig op. Een snelle telling klokte af op 23 stuks. Dus hebben we er maar zalf voor gekocht, in de hoop dat de jeuk en de zwelling er sneller mee verdwijnen…

We begonnen dus vanochtend in Virginia Beach, en reden zuidwaarts door naar Kitty Hawk en Nags head. Onderweg gestopt in de Food Lion (den Delhaize dus) voor ontbijt, dat we iets later konden opeten op een idyllisch prieeltje aan het water.
In Nags head viel Davids oog op de zowat 100ste Dunkin’ Donuts die we al zijn gepasseerd. Die wilde hij wel eens proeven, dus zijn we bij de 101ste gestopt, een mijl of 2 verder. Hij koos voor een donut met vanillevulling, ik nam een gewone geglazuurde. Het moet gezegd, David zijn donut was ontzettend lekker, en dat vond hij ook, want 30 minuten later herhaalde hij nog steeds “mah, wat was die lekker zeg, de lekkerste ooit”. Ik vermoed dat we er nog gaan stoppen deze reis ;).

Onderweg ontdekten we iets wat we nog niet hadden gezien: een drive tru drankenshop. Het leek op een carwash met allemaal drankautomaten blikjes en flesjes naast elkaar. Je zou eens moeten uitstappen voor je drank, hoe onhandig zou dat zijn…

Het doel vandaag was om te rijden tot Hatteras Island. Daar staat een vuurtoren, en de weg ernaartoe – de Outer Banks – noemen ze zelf een scenic byway. De vuurtoren lag op 80 kilometer rijden. We zouden dezelfde weg moeten terugkeren, want op Hatteras moet je 2 ferries nemen om verder te kunnen. Dat was nogal omslachtig, dus had ik dat maar niet ingepland. De zin “jamaar, ge ziet de zee niet?” slaat op dit stuk van de dag. En het is ook zo, je rijdt langs de kust aan beide kanten, dat zie je op de GPS, maar dat zie je dus effectief niet. De weg wordt daardoor ongelooflijk saai, kilometers gewoon rechtdoor, met duinen. De vuurtoren in Hatteras bleek, na anderhalf uur rijden, niet echt de moeite waard om daar die hele baan voor af te rijden. Maar goed, we waren er nu, dus gingen we dan ook maar snel terug.

Onderweg terug zijn we even gestopt om dan toch de zee over de duinen te kunnen zien, en om te lunchen. Vanwege de sterke wind werd het een staande lunch aan het strand, mar dat was niet zo erg. Het valt trouwens op dat de golven beduidend heftiger zijn dan bij ons.

De zeemeeuwen hadden snel door dat wij eten bijhadden, en begonnen rond ons hoofd te zwermen. David begon stukjes te voederen, en dat waren ze precies wel gewoon. Bij het opgooien van stukjes bleek dat ze die al in de vlucht konden opvangen, wat een grappig spel opleverde waarbij David aangaf met zijn handen dat hij zou gooien, waarop de meeuwen op duikvluchtafstand begonnen te zwermen, en waarbij ze de helft van de keren ook effectief het stukje opaten in de lucht. Echt grappig.

De weg naar het strand was trouwens niet eentje van parkeren, duin over en het strand. Dat zou je verwachten in de VS. Maar hier kwam er nog een duin achter, waardoor we ons afvroegen of dit wel de bedoeling was. Dat was het gedeeltelijk ;): als je een permit aanvraagt, kan je eigenlijk gewoon met je pick-up IN de zee rijden als je dat wil. Naast ons stukje strand stonden er dan ook een tiental vissers met hun trucks.

De uitspraak “ik HAAT zand!” dateert van de terugtocht van het strand naar de auto. Hoezeer je ook probeert, het lukt niet om geen zand in je schoenen te krijgen…

De tocht ging verder via Roanoke Island, Alligator River via Route 64 het binnenland in. Ironisch gezien hebben we op dit stuk meer van de zee en de inhammen gezien dan op die hele Route 12 naar Hatteras Island. Op dit stuk liggen wat wildlife refuges, dat was in zijn genre mooi om door te rijden. Toen ik vroeg aan David of hij daar wilde stoppen, was het antwoord “Goh, dat was het stoppen niet waard”. Point taken ☺.

De verdere tocht inwaarts was weinig memorabel, wat David verleidde tot zijn vierde straffe uitspraak van de dag (“dit was een saaie dag, de saaiste van al onze Amerikareizen”). Het was enigszins zo, het zijn immens lange stukken rechtdoor in een weinig memorabel en volledig vlak landschap. We hadden beiden een totaal verkeerd beeld van deze staten: ze lijken op de kaart drukker bevolkt dan andere staten, maar dat merk je in feite niet. De staat heeft op zich een drukker wegennet dan pakweg Nebraska, maar als je erdoor rijdt, heb je datzelfde desolate gevoel werkelijk in the middle of nowhere te zijn. Het is op dat vlak een verhelderende reis ☺.

De plaats van bestemming van vandaag is Williamston. Dit heb ik uitgepikt omdat het veel goedkoper was dan de Outer Banks om te overnachten, en het alvast op weg ligt voor morgen. Op kaart is het moeilijk te voorspellen wat voor stadje je krijgt, maar dit is werkelijk niks. Van de 23 restaurants die hier zijn, zijn er 20 van een keten schat ik. Het heeft ook niet echt een centrum, de reden waarom dit een stadje is geworden lijkt mij omdat er 2 snelwegen op samenkomen. Vandaar dat de keuze al snel viel op de Hitchin Post, één van de 3 niet-ketenrestaurants. En dat was een goede keuze, eerlijk comfort food voor weinig geld (54 dollar met fooi voor 2 hoofdgerechten, salade en een fles wijn). David nam de 8oz ribeye met een gebakken zoete aardappel, ik de 8oz gemarineerde kip met puree.

Morgen wordt opnieuw een rijdag door North Carolina, benieuwd of de rest van de staat ons van mening zal doen veranderen…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten